achtergond_genethica3.png

Ingezonden brief d.d. 5 juni 2009 aan het chemisch vakblad C2W Life Sciences, in reactie op de volgende twee artikelen:

Fridus Valkema en Jan Wisse: column “Plantenbiotech sterft uit in de EU”, C2W Life Sciences 105, 11, p. 4, 30 mei 2009

Marianne Heselmans: “Wachten op de noodzaak voor genrijst”, C2W Life Sciences 105, 11, p. 14-17, 30 mei 2009

De brief is gepubliceerd op www.c2w.nl en een uittreksel ervan is gepubliceerd in het volgende nummer van C2W Life Sciences.

De wetenschappelijke discussie over plantenbiotech.

Beste redactie,

Beide artikelen over plantenbiotechnologie in de jongste C2W Life Sciences (30 mei) vallen op doordat ze een aantal wetenschappelijke punten negeren. Valkema en Wisse beginnen hun column met een rijtje voorvallen uit politiek en handel die de neergang van deze technologie in de EU illustreren. Dat rijtje wordt op een verontwaardigde toon gebracht, alsof het allemaal ongefundeerd is en daarom een tragedie is dat de plantenbiotech uit Europa verdwijnt. Maar voor al deze voorvallen bestaan goede redenen. Bijvoorbeeld het feit dat EU-lidstaten tegen EU-besluiten ingaan door op hun grondgebied de teelt van toegelaten GGOs te verbieden: dit recht hebben ze, het staat expliciet in de EU-Richtlijn voor doelbewuste milieu-introductie van GGOs (2001/18), nl. de z.g. Vrijwaringsclausule (art. 23). De voorwaarde voor een dergelijk nationaal verbod is dat de lidstaat nieuwe wetenschappelijke informatie van na de toelating presenteert, of de bestaande informatie op grond van nieuwe wetenschappelijke kennis herbeoordeeld heeft. Dat is bij alle nationale moratoria gebeurd.

En dit is precies wat Valkema en Wisse omzeilen: de wetenschappelijke discussie over plantenbiotech. Bepaalde kringen negeren hardnekkig bepaalde wetenschappelijke feiten. Met name zijn er inmiddels vele en sterke publicaties over milieu- en gezondheidsschade door GGOs - een deel in wetenschappelijke media, een deel in populaire media, maar ook de laatste zijn dermate ernstig dat ze dringend om wetenschappelijke beschouwing vragen. Horizontale genoverdracht naar onkruiden, spontane ontwikkeling van 'superonkruiden' door het overmatig gebruik van glyfosaat en glufosinaat, schade aan niet-doel insecten, vele verschillende afwijkingen bij vele soorten proefdieren die GGOs gevoerd krijgen, allergieën en invaliditeit bij mensen door consumptie van Bt-maïs resp. tryptofaan uit gemodificeerde Bacillus amyloliquefaciens, enz. Sterfgevallen bij GGO-consumptie zijn opgetekend bij koeien, schapen, ratten, kippen en mensen (door tomaten, soja, katoenplanten die als veevoer fungeerden, maïs en tryptofaan). Aventis (tegenwoordig Bayer) en Syngenta hebben schadevergoeding betaald aan de allergie-slachtoffers van de StarLink-maïs (die ook een dode eiste), resp. de Duitse eigenaar van 12 koeien die stierven door het eten van Bt-maïs. Ook een landbouwkundig effect bij de beroemde Roundup Ready soja van Monsanto, het paradepaardje van de plantenbiotech, is trouwens interessant: haar stengels gaan splijten als de temperatuur op de akker te hoog wordt. Maar de RR sojaplant blijft onder die omstandigheid ook lager en lichter in gewicht en haar bladeren hebben minder chlorofyl. De Amerikaanse databank http://natureinstitute.org/nontarget/ geeft een goed overzicht van dat deel van deze feiten dat in wetenschappelijke literatuur gepubliceerd is. Al dit soort feiten worden door de betrokken bedrijven van tafel geveegd met opmerkingen in de trant van "het is niet bewezen" en "100% veiligheid is nooit te garanderen": beide is in de meeste gevallen waar, maar dat is geen reden om te doen alsof GGOs veilig zijn! Daarvoor zijn de hoeveelheid aanwijzingen voor schade en de ernst ervan veel te groot. Het gaat erom dat voldoende plausibel wordt gemaakt (niet per se bewezen) dat GGOs voldoende veilig (niet per se 100% veilig) zijn. En dat is erg lastig in het licht van de feiten. Een deel van de Europese Commissie en van de lidstaten onderkent dat, en daar komt de politieke terughoudendheid vandaan.

Deze "niet-doel effecten" van GGOs zijn ook goed te begrijpen: het simpele model dat één gen verantwoordelijk is voor één eigenschap, is toch allang verlaten? We weten allemaal dat een gen en een genproduct verbonden zijn aan een complex netwerk van reacties die allemaal gaan ‘schuiven’ als je er iets aan verandert. Dat is de reden dat "marker assisted breeding" (MAB) populairder aan het worden is bij veredelaars dan genetische modificatie (GM): door alleen een voorzichtige relatie tussen een eigenschap en een DNA-vingerafdruk (marker) te leggen, zonder DNA te gaan overplaatsen, kan de veredeling al versneld worden. Maar ook het milieu-argument voor GM waarmee Valkema en Wisse eindigen (tevens in beeld gebracht op de foto), is misleiding: natuurlijk maakt transgene Bt-katoen spuiten overbodig, want het Bt-insecticide zit nu in de plant. Maar op deze wijze komt het net zo goed in het milieu terecht - en in veel grotere hoeveelheden dan wanneer een boer met Bt spuit. Dus er zit helemaal geen milieuvoordeel aan Bt-katoen - integendeel!

Ook de Chinese gentech-rijst waarover Marianne Heselmans het in haar artikel heeft, is een Bt-gewas, d.w.z. het Bt-insecticide is erin ingebouwd. Dat insecticide moeten de Chinezen dus gaan eten. Niemand heeft nog vastgesteld volgens de regels der kunst, d.w.z. met chronische toxicologische tests (minimaal twee jaar), of mensen dit insecticide verdragen. Hier zit het grote knelpunt in de handhaving van de EU-wet: deze verlangt ook lange-termijn tests, maar de voedselautoriteit EFSA interpreteert dat niet naar wetenschappelijke maatstaven. Dan laat je namelijk chronische toxicologische tests doen en dat is nog voor geen enkel toegelaten GGO gebeurd. Bt-maïs is al jaren op de markt, ook bij ons, maar wordt in Europese voedingsmiddelen vrijwel niet meer verwerkt sinds de nieuwe etikettering werd ingevoerd in 2004. De voedselindustrie wil gewoon niet het risico lopen dat mensen iets niet kopen waarop staat "genetisch gemodificeerd". Zou de slechte gezondheid van veel Amerikanen iets te maken kunnen hebben met het eten van meel en eiwit uit Bt- en andere gentech-gewassen? (Zij hebben geen GM-etikettering en daardoor veel meer GM-ingrediënten in hun voedsel.) Het is een vraag. Heselmans snijdt het niet aan. Maar ook sommige feiten die ze wel vermeldt, kloppen niet. De rijstboeren zouden met de Bt-rijst "fors op pesticiden kunnen besparen": mits hun regering het zaad betaalt, ja. Dat is fors duurder dan het conventionele zaad, net als bij Bt-katoen. Heselmans stelt in het kadertje over die katoen dat boeren volgens het IFPRI desondanks eraan verdienen doordat ze niet meer hoeven te spuiten. Er zijn ook andere onderzoeken die toch een negatieve economische balans voor de boer laten zien; veel hangt daarbij af van het aantal jaren na de invoering van het Bt-zaad. Onderzoekers van Cornell University stelden in 2006 vast dat Chinese katoenboeren na zeven jaar Bt-katoen weer net zoveel moesten spuiten als voordien, omdat wantsen en andere plaaginsecten de plaats van de katoenkever hadden ingenomen (die met de Bt-plant bestreden werd). Dat fenomeen hebben we vaker gezien, nl. bij 'gewone' nieuwe pesticiden. Mijn conclusie is: de transgene Bt-gewassen zijn feitelijk niets anders dan pesticiden in een nieuw jasje (nl. in een plant). Alleen brengen ze nog heel andere risico's met zich mee dan alleen de bekende risico's van pesticiden.

Heselmans stelt verder dat de transgene papaya, die als heel product gegeten wordt op Hawaii en in Zuid-China, "zonder problemen verkocht wordt". Dit is niet waar. De Hawaiiaanse gentech-papaya, resistent tegen het ringspot-virus, bleek makkelijker besmet te raken met diverse schimmels dan gewone papaya's. Bovendien deden marktproblemen zijn prijs zakken tot 30-40% onder de productiekosten: buitenlandse afnemers wilden hem niet en op Hawaii zelf raakten biologische papayabomen besmet met het transgen en moesten gerooid worden. Biologische telers op Hawaii hebben overigens zelf wel een duurzame oplossing tegen het ringspot-virus gevonden.

Ook de opvatting dat GM tot hogere gewasopbrengst zou leiden, moet wetenschappelijk onder de loep genomen worden. Om te beginnen geeft GM tot nu toe geen hogere intrinsieke opbrengst: dat is sinds de 60er jaren, met dwergtarwe en rijst met "(drie)dubbele genen", niet meer langs genetische weg gelukt. Alleen de feitelijke opbrengst van GGOs stijgt soms licht als gevolg van de geïntroduceerde eigenschap. Zo is onlangs door onderzoek van de Union of Concerned Scientists vastgesteld dat van de duizenden GGO-veldproeven in de VS, Bt-maïs het enige voedselgewas is dat de markt gehaald heeft en een hogere opbrengst heeft dan zijn conventionele tegenhanger: nl. 3-4% meer over de periode sinds zijn invoering in 1996, of 0,2-0,3% per jaar. Maar over dezelfde periode is de gemiddelde opbrengststijging van alle maïs bijeen in de VS fors hoger, nl. ca. 1% per jaar. Kortom, GM heeft in de VS maar een bescheiden bijdrage geleverd aan de opbrengststijging van maïs en helemaal geen bijdrage aan de opbrengststijging van andere gewassen.

Dit zet het hoofdargument van Heselmans' artikel op losse schroeven: de "genrijst" zou wegens zijn veronderstelde meeropbrengst nodig zijn om de groeiende bevolking van China te kunnen voeden. (Hetzelfde argument werd overigens al in 1983 gegeven, toen ik afstudeerde op Agrobacterium, die nu gebruikt wordt in vele GGOs: GM zou de honger bestrijden.) Natuurlijk moeten we goed nadenken over de voedselproductie bij een groeiende bevolking. De vraag is of gewasopbrengst het voornaamste is waaraan je dan moet werken, maar als we daar nu even van uitgaan, dan is van GM, zoals de kaarten nu liggen, geen serieuze bijdrage aan hogere opbrengsten te verwachten. De biologische landbouw ligt dan meer voor de hand. Ook over de opbrengst daarvan bestaan misverstanden; ook hier moeten we het wetenschappelijk onder de loep nemen. Dat wil o.a. zeggen dat je naar meerdere gewassen tegelijk kijkt: want de biologische teelt wordt nu eenmaal gekenmerkt door meng- en wisselteelt en niet door monoculturen. Een vergelijking op slechts één gewas geeft dus een vertekend beeld. Er zijn inmiddels meerdere onderzoeken gedaan die biologische en conventionele teelt op meerdere gewassen tegelijk vergelijken, o.a. door het UN Environment Programme en de UN Conference on Trade and Development (2008) en door de FAO (2007). Zij concluderen dat biologische landbouw een groeiende wereldbevolking beter kan voeden dan de conventionele industriële landbouw - met of zonder GM. Ook het omvangrijke rapport van de International Assessment of Agricultural Science and Technology (IAASTD, 2008), waaraan 400 onderzoekers hebben bijgedragen, komt tot deze conclusie.

Het zou mooi zijn als deze wetenschappelijke discussie over gentechnologie in dit vakblad gevoerd wordt, in plaats van hier de gentechbedrijven na te praten.

Met vriendelijke groeten,
Diederick Sprangers
Adviseur
Stichting Genethica