achtergond_genethica3.png

Uit: Evenwicht jrg. 2, nr. 1, januari 2001

Gentechnologie: hoe komen we uit de loopgraven?

Diederick Sprangers

Gasboringen in de Waddenzee en genetisch gemanipuleerde voedselgewassen: wat is het verband? De Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) zette ze naast elkaar in een symposium: je zou ze beide kunnen zien als inbreuken op de integriteit van een levend organisme – maar dan moet je je wel afvragen wat je onder glibberige begrippen als "levend organisme", "integriteit" en "inbreuk" verstaat. En dan begeef je je op het lastige terrein van levensbeschouwingen, normen en waarden. Toch zocht de AViN hiermee een uitweg uit de "loopgravenoorlog", zoals de maatschappelijke discussie rond genetische manipulatie zich momenteel goed laat omschrijven.

Veel mensen voelen een bepaald ongenoegen met betrekking tot genetische manipulatie, ook als ze er niet principieel tegen zijn. Voedingsmiddelen, cosmetica, textiel, geneesmiddelen: iedereen wordt met gentechnologie geconfronteerd. Voor de deur staan gentherapie, xenotransplantatie, gekloonde dieren en DNA-tests voor verzekeringen. We zijn hard op weg om met gentechnologische middelen een nieuwe mens te scheppen. Breed heerst het gevoel: het gaat over mij, maar ik heb er geen greep op.

Een van de omschrijvingen van antroposofie is "je bewust zijn van je eigen mens zijn". Ook de antroposofie wil een nieuwe mens scheppen, maar dan door vrije, persoonlijke ontwikkeling. Dat betekent dat ieder bewust zijn eigen weg moet kunnen kiezen. Als een soort experiment om bij te dragen aan de individuele oordeelsvorming hield de AViN een symposium. Ze koos als insteek niet de vraag "mogen we ingrijpen in een levend organisme", maar "waarin grijpen we eigenlijk in?" De titel van het symposium was dan ook "De integriteit van het levende organisme". De vraag wat dat is, leverde interessante overwegingen op: integriteit heeft te maken met afweer (het immuunsysteem), met natuurlijkheid ("eigen natuur"), maar ook met kwaliteit van leven, zingeving, persoonlijkheid. Over dieren was discussieleidster Jacobine Geel (IKON) duidelijk: "We moeten die gemanipuleerde kip recht in de ogen kunnen zien." Een heel goede vraag uit de zaal was: hoe kan een mens, dier of plant door "veredeling" meer zichzelf worden? Wat zijn hiervoor de criteria? Maar de integriteit van de mens leverde toch de grootste denkproblemen op, o.a. omdat de verschillen tussen individuele mensen zo groot zijn, zoals antroposofisch huisarts Guus van der Bie naar voren bracht met de bekende wijsheid: "Ooit een normaal mens gezien? En, beviel het?"

Duidelijk werd dat bij een dergelijke benadering levensbeschouwingen, gevoelens en opvattingen ook in de discussie betrokken moeten worden. Alleen dan kan een echt gesprek ontstaan waarbij iedereen zich betrokken voelt. Maar als voor- en tegenstanders zich ingegraven hebben in gescheiden loopgraven van rationaliteit en gevoel, krijg je ze er niet zomaar uit. Hoe doe je dat dan, praten over levensbeschouwingen? Dat was eigenlijk de hamvraag. Diverse originele ideeën kwamen naar voren. Het Rathenau-Instituut (gespecialiseerd in oordeelsvorming rond technologie) experimenteert met een toneelstuk om levensbeschouwingen bespreekbaar te maken. Een Nederlandse antroposoof heeft een methode voor "dynamische oordeelsvorming" ontwikkeld. Journalist Gerard Kerkvliet (voorlichter van de AViN) zag wel wat in een netwerk van maatschappelijke organisaties en media dat het debat in deze zin organiseert, los van de overheid. Ook werd er verwezen naar "professionele" communicatiemethoden waarin principes en emoties serieus genomen worden.

Michiel van Well van het Rathenau-Instituut merkte op: "We hebben geen taal om onze gevoelens en intuïties in te brengen in het debat; zo'n taal moeten we ontwikkelen." De wetenschap wil alleen verstandelijke argumenten gebruiken, maar verstand en gevoel moeten een gelijkwaardige plaats krijgen, willen we kunnen oordelen over "integriteit" en "kwaliteit van leven", aldus Guus van der Bie. Hij zocht naar een "invoelend begrijpen" van levende organismen, zelfs een "inlevende denkwijze of wetenschap". Vlak voor de afsluiting van het symposium gaf een diëtiste hier een illustratie van: ze had de gewoonte ontwikkeld om samen met klanten die eetstoornissen hebben, verschillende levensmiddelen te gaan proeven. Haar klanten bleken daarbij uiteenlopende kwaliteiten in zichzelf te ontdekken waarmee ze nieuwe aspecten van de producten konden onderscheiden.